
Cursiefje: Kabouterbos
In elke editie van DeMooiKasterleeKrant verscheen een cursiefje, naar de hand van Jos Heylen. Ook op www.mooikasterlee.be deelt Jos zijn verhalen.
“Het gebeurde op een zwoele avond. Het begon al te schemeren. We lagen lang uitgestrekt in onze ligzetel op het terras te genieten van het leven, met een glas rode wijn en wat ongezonde hapjes in onze nabijheid. Wat kan het leven toch mooi zijn. Ik had juist de laatste bladzijde van een humoristisch boek omgeslagen. Wat zou ik doen? Aan een nieuw boek beginnen? Naar binnen gaan en de TV aanzetten? Nog een kwartiertje wat schoffelen in de tuin? Of weet je wat, een korte wandeling kan ook geen kwaad. Andere schoenen en andere kleren aantrekken was niet nodig want ik zou wel op ‘den harde‘ blijven. Zo gedacht, zo gedaan: ik zal dan maar vertrekken. De nabije toekomst zal wel uitmaken waarheen. Maar eerst nog even toegeven aan mijn zware dichtvallende oogleden die een welgekomen dutje inluidden.
Zo belandde ik in het kabouterbos. Dromerig stapte ik bergop en bergaf, op smalle paadjes en langs de wortels van de bomen die het daglicht wèl mochten zien, ook al was het valavond. Er was niemand te bespeuren. En toch, ik hoorde iets. Het was iets wat je normaal niet hoorde omdat het zelden muisstil was in het kabouterbos. Ik hoorde iets piepen. Het kwam niet van muizen want het was daar dus muisstil. Ik zette mij op een bank vlakbij en spitste mijn rechteroor. Het was een geluid dat ik nog nooit gehoord had. Ik keek in de richting vanwaar dat geluid kwam. En ja, het kwam van onder de wortels van die hoog opgeschoten boom aan de rechterkant van de bank waarop ik was neergedaald. Heel voorzichtig en geluidloos schoof ik iets meer naar rechts. Ja nu hoorde ik het beter. De discutie was zo heftig dat ik alles goed kon verstaan. Nog even stilletjes luisteren. Ik kon op het nippertje een hik voorkomen, waardoor ik de gesprekken gelukkig toch nog kon blijven volgen.
Kabouter Arm was blijkbaar heel tevreden met zijn leven. Hij had heel dat leven hard gewerkt terwijl zijn vrouwtje het huishouden deed en hun zes kindertjes een voorbeeldige opvoeding gaf. Wanneer hij moe thuis kwam van zijn werk mocht hij even uitblazen in zijn zeteltje. Hun kabouterkindjes brachten hem vriendelijk lachend het MooiKabouterbosKrantje en ook zijn pantoffeltjes waar niemand van het gezin onder lag. Ze speelden samen met speelgoed dat zij samen met hun vader zelf hadden gemaakt. De geur van het lekkere eten vulde hun neusgaatjes. Nog even en ze konden met zijn allen aan hun tafeltje gaan. En eten dat ze telkens deden, eten dat had geen naam: lekker, vers en smakelijk eten elke vooravond opnieuw. En gezellig keuvelen over wat de dag hen gebracht had. ’s Avonds vulde moeder de brooddoosjes van hun zes kindertjes met voor ieder kindje wat het graag lustte of wat het gevraagd had.
Kabouter Rijk was ook tevreden met zijn leven. Hij was fier maar ook een beetje beschaamd voor de familie Arm die vlak naast hem woonde. Volgens kabouter Rijk leefde kabouter Arm van het absolute minimum. Kabouter Arm had daarop gezwegen en gedacht: ‘Het realiseren van een minimum is voor sommige kabouters niet meer dan het scheppen van een nieuw minimum’. Dat had hij gedacht maar niet gezegd want kabouter Rijk zou dat toch niet begrijpen. Kabouter Arm was dus gelukkig met wat hij bezat: tevredenheid. Mevrouw Rijk ging ook uit werken. Wanneer zij en haar man van hun werk thuiskwamen, ploften zij zich in hun zeteltje neer. Ze controleerden of de kuiskabouter haar werk wel goed gedaan had. Zwijgzaam zaten ze in hun eigen zeteltje terwijl hun enig kindje zich verveelde omdat het moeilijk kiezen was, welk speelgoedje het uit het propvolle kastje zou halen. Ze wisten van mekaar niet waarmee ze zich de ganse dag hadden beziggehouden. Ook zij kregen een beetje hongergevoel. Wat zullen we bestellen: een pizzaatje, een broodje of steken we een maaltijdschoteltje in de microgolf? De microgolf dan maar, maar wie zou dat doen? Gisteren heb ik het gedaan, vandaag is het uw beurt. Uiteindelijk werd er toch maar een pizzaatje besteld en gegeten. Moeder Rijk opende het brooddoosje van hun zoontje. Er zat een briefje in van de juffrouw: ‘Uw zoontje had weer een leeg brooddoosje bij. De andere kindjes hebben hun eten met hem gedeeld’. Dat delen had de familie Rijk heel normaal gevonden, daarom voelden ze zich niet schuldig en moesten ze geen dankbaarheid betuigen.
Kabouter Rijk vertelde dat hij en zijn vrouw vier weken verlof hadden. Die vier weken verlof zouden ze op dezelfde periode opnemen, zo niet zouden ze elk vier weken alleen met hun kindje moeten doorbrengen, wat niet als verlof zou aanvoelen. En er werd toch kinderopvang georganiseerd. Hun lening van vorige reis was vorige maand reeds volledig afbetaald.. Die vier weken zouden ze samen op verlof trekken. Ze hadden nog niet uitgemaakt of dat met hun tweetjes of met hun drietjes zou gebeuren, het liefst met hun tweetjes, naar een all-in. Vorige jaren waren ze naar verschillende nabije kabouterbosjes gereisd. Dat was ver. Nu zouden ze naar nog verdere bosjes in andere kabouterlandjes vliegen. Ze vroegen aan kabouter Arm of hij tijdens die periode op hun mooi huisje, dat ze huurden, wou letten. Jullie zijn toch arm en kunnen daardoor toch niet op reis.
Maar kabouter Arm dacht daar het zijne van. Hij dacht: ‘Het uitstallen van uiterlijke rijkdom is eigenlijk toch maar innerlijke armoede’. En ja, hij zou er wel op letten maar hij voelde zich niet arm, integendeel. Kabouter Arm zou zijn verlofperiode wel nuttig gebruiken om hun huisje, dat hij samen met zijn vrouwtje tijdens vorige verlofperiodes eigenhandig had gebouwd, te onderhouden. En zij gingen wèl op reis. Elk jaar gingen zij samen met hun kindjes een dag naar Bobbejaanland en dan aten ze daar met zijn allen frietjes en zelfs nog iets erbij. Ze gingen ook met het kaboutertreintje samen met al hun kindjes een dagje naar het zeetje. Dan namen ze ook geen boterhammetjes mee want dan gingen ze in een frituurtje op de dijk lekker uitgebreid eten, met mayonaise en al. Daar waren ze zeer tevreden en gelukkig mee, wat volgens kabouter Arm bijna hetzelfde was.
Wanneer kabouter Rijk terugkwam van hun verre reisje besefte hij dat ze te gul met hun centjes omgesprongen waren en dat hun rekening rood kleurde. Het was er toch ook zo mooi en zalig geweest. Kabouter Arm mocht zelfs enkele fotootjes bekijken. Dat alles er zo duur was, deerde hem niet, had hij zelfs gezegd. Ze konden toch niet onderdoen voor de andere kaboutertjes zeker! Kabouter Arm had steeds de briefwisseling uit de brievenbusjes gehaald: vooral rekeningetjes. Kabouter Arm had zijn eigen schoolrekeningetjes al betaald. Kabouter Rijk was bij zijn diensthoofd al een voorschot op zijn loon gaan vragen om die rekeningetjes te kunnen betalen. De aanmaning voor afbetaling van zijn nieuwe reislening zat ook al in zijn brievenbusje. Daarom was hij voor financiële steun naar het KOCMW (Kabouter – OCMW) gegaan. Daar zij twee lonen hadden, waren ze niet arm en daarom kwamen ze voor steun eigenlijk feitelijk niet in aanmerking. De rekening voor het schooltje zou men wel betalen omdat ze geen eigendommetje bezaten. Kabouter Arm zou helemaal niet voor steun in aanmerking komen omdat hij een eigen huisje bezat. Maar hij had geen steun nodig. Hij zou verlegen zijn om steun te gaan vragen. Zo leefden de families kabouter Arm en kabouter Rijk nog heel lang naast mekaar. Kabouter Rijk bleef verlegen omdat kabouter Arm naast hem woonde in een kleiner huisje dan datgene dat hij huurde. Kabouter Arm was daar niet verlegen voor. Hij dacht er het zijne van: het inkomen alleen is niet allesbepalend voor rijkdom of armoede. Het is vooral de manier hoe je dat inkomen besteedt maar dat is, volgens de economische maatstaafjes, moeilijk te meten. Ook tevredenheid en geluk zijn volgens hem een belangrijke factor.
Plots voelde ik een por tegen mijn rechterschouder: ‘Wakker worden! Het is tijd om te gaan slapen’, zei mijn vrouw, ‘het is al pikdonker en ge hebt gedroomd en gesnurkt’.
‘Ssst’ fluisterde ik, ‘ssst, de kabouters’!
‘Kabouters?’ vroeg mijn vrouw, ‘kabouters?’ En ze legde haar rechter hand op mijn voorhoofd.
Ik vroeg haar ‘wie van kabouter Arm of kabouter Rijk is nu eigenlijk arm en wie is rijk?’ En ik sliep rustig verder.”