
Cursiefje: Het huis dat op afbreken stond
In elke editie van DeMooiKasterleeKrant verscheen een cursiefje, naar de hand van Jos Heylen. Ook op www.mooikasterlee.be deelt Jos zijn verhalen.
“Hebben jullie dat soms ook? Je komt ergens, fietsen ofzo, daar waar je vroeger zo vaak kwam. De laatste jaren was je er niet meer geweest. Hoe ouder je wordt, hoe meer je naar de tijd en de omgeving van toen begint te verlangen. Ik toch.
Wat willen we doen vandaag? Rijden we ergens met auto naartoe? Weet ge wat, we zullen eens met de bus een ritje maken. We hebben toch een seniorenabonnement, het is dus gratis. Nemen we een picknick mee of gaan we ergens een hapje eten? We zullen maar iets gaan eten en drinken en nog eens drinken. Gelegenheden zijn er genoeg en Marie heeft gezegd dat het daar en daar goed is. En Jeanine heeft gezegd dat een koffietje daar en daar bijna de helft goedkoper is dan bij ons in ’t dorp en je krijgt er nog een grote wafel bij. Bij ons is ’t wel heel duur.
‘Weet ge wat’ kom ik tussen, ‘als we de fietsen eens van stal halen, dat zal hen en ons deugd doen’. Zo gezegd zo gedaan. ‘Maar ik zal ze eerst wat afstoffen’ komt mijn vrouw tussen, ‘maar kijk jij eens naar de banden die staan een beetje te plat’. De winter heeft inderdaad zijn werk gedaan. En dat oppompen is dan werk voor mij. Na dat gepruts zijn mijn handen een beetje vuil: wassen dus. Wanneer we vertrekkensklaar staan, komen Guy en Julia aangereden, ook met de fiets.
Komen jullie binnen iets drinken of zullen we samen een tochtje maken? We springen op de fiets. Lap, daar heb je het al: we hebben nog geen km afgelegd of de poep begint al te klagen. Op het einde van vorig fietsseizoen had ik daar geen probleem mee. Dat wordt doorbijten geblazen.
Na een tiental km, zo dichtbij, langs nieuw aangelegde fietspaden door de bossen, komen we dus in achterbuurten waar we in jaren niet meer geweest zijn. De gesprekken gaan niet meer over het oplossen van wereldproblemen maar over ‘weet ge nog’. Hier dat huis dat ze hier aan ’t bouwen zijn, stond daar vroeger niet dat boerderijtje van, hoe heet die nu weer? Awel, dat boerderijtje waar je met je handen gewoon in de dakgoot kon grabbelen? Wie woonde daar nu weer?
Jaja ik weet het wel, maar ik kan het mij niet zo goed herinneren. Of was daar niet dat voetbalveldje waar we soms kwamen sjotten? Neen dat was wat verder geloof ik. Of je hebt misschien toch gelijk.
Even verder hielden we halt want men was aan de afbraak van een huis begonnen. Het was het huis van Marietje, zeker weten. Was Marietje geen nichtje van u? Jaja, we waren er samen veel gekomen. Wat zou er van Marietje geworden zijn? En leeft ze nog want ik heb er niets meer van vernomen.
Rond haar achttien jaar zijn mijn oom en tante verongelukt en is zij naar de stad getrokken. Het schijnt dat ze directrice geworden is van een groot bedrijf. Het schijnt dat ze nog heel actief is. Ze heeft het huis geërfd en de ganse tijd verhuurd. Verleden jaar heeft ze het verkocht. En nu, ge ziet het, de nieuwe eigenaars zijn het aan ’t afbreken.
Zie die bulldozer daar staan op die hoge hoop brikeljon. Was dat niet de voorkamer, hun salon. Alleen op zondagnamiddag mocht je daarbinnen en dan nog op voorwaarde dat je propere kleren droeg. Ik weet het nog goed, daar rechts was een haard met een gasstoof in. Gasstoven waren vroeger grote luxe en siervoorwerpen, maar ze heeft nooit gebrand, ook al zou die geen stof voortbrengen.
Boven de schouw hing een kadertje met een spreuk, hoe luidde die nu weer, ja, ‘vader moeder zult gij eren en nog iets’ en een ander met ‘wie de pijp niet roken kan, heeft er het vermaak niet van’. Maar mijn nonkel mocht daar niet roken, no way.
Ja, dat is juist, en links was de grote slaapkamer. Wat verder naar achter was de gewone eet- en zitkamer met een Leuvens stoof. Daarachter was de ‘moos’ waar meestal gekookt werd, met daarachter de mozegoot. Naast de cuisiniaire maar iets hoger stond de radio te spelen, van ’s morgens tot ’s avonds.
Een groot raam gaf zicht op de blijk, wat nu gazon genoemd zou worden. Er stonden meestal enkele geiten te grazen. En daar, daar stonden enkele hoogstammige fruitbomen. Kijk, kijk daar, ze staan er nog. Daarnaast was een kleine groentetuin. Je kan dat nu nog merken. Links van de ‘moos’ was de trap naar boven, naar de kelderkamer en enkele treden verder naar boven had je de zolder.
Onder de kelderkamertrap waren de kelder en de schapraaikast. En ginder, achter die bocht was vroeger het cafeetje van, hoe heette die nu ook weer, den Dikke of nee, den Dré van den Dikke. Zou dat nog bestaan? Jaja, maar de Dré heeft dat enkele jaren geleden verkocht en de nieuwe eigenaar heeft er iets moois van gemaakt. Het schijnt mooi en duur geworden te zijn met een groot nieuw terras, hypermodern. Dat hadden de dames gehoord
Kom rijden we niet verder? Vrouwen, zij kennen niets van nostalgie en het antieke thuisgevoel. We springen op onze fiets en amai dat doet pijn aan de poep. Een paar Duvels bij den Dré van den Dikke, ook al heet die nu Lisette, zullen dat wel verhelpen want een Aarschotse bruine zullen ze daar niet meer tappen zeker.
Van 14 tot 20 uur hadden we toch 16 km afgelegd. Goed gedaan.”
Jos Heylen leest elke woensdag tussen 9 en 10 een cursiefje voor tijdens het seniorenuurke bij Radio Lichtaart.